Zesbanen 8 - Regio Dames

Gepubliceerd op 23 januari 2017 om 15:07

Eigenlijk heb ik helemaal geen tijd om een stukje te schrijven. Maar ik kreeg ongevraagd advies van Daan, een wielrennende wijsneus waarmee (of: waardoor) onder andere ik mij zo nu en dan het snot voor de ogen fiets in de Flevolandse polder. "Hoe vaak denk je te gaan winnen? Ik zou het maar vastleggen nu je de kans hebt." Daar heeft 'ie natuurlijk 'n punt. Alles voor betrouwbare geschiedschrijving. Of in elk geval uit eerste hand. U mag overslaan.

Door Anneleen Zijl

Triomfantelijk keek mijn vader me aan, nadat hij de Mississippidreef weer uit z'n hoofd had weten te vinden. Ik meende ook een zweempje opluchting te bespeuren. Van opluchting was bij mijzelf geen sprake. Van mij hadden we ook bij de stoplichten mogen omkeren. De uitgelaten puberale bui van vrijdag (sorry Joris) was slechts van korte duur. Nou hielp het natuurlijk ook niet mee dat onze Bobster (a.k.a. Bobbie Hondeveld) vandaag schitterde door afwezigheid.

De voorbespreking verloopt vrij rustig. Rigt en Judith zijn aan het skeuveln in het oosten van het land, Annelies kwakkelt nog steeds een beetje, en ook Anna (Wester) voelt zich niet optimaal. Melissa en ik zijn vooral lekker aan het rekken en strekken. Maar Joris heeft er zin in. Iets met vijfenveertig ronden, sloopkoers en blijven gaan. Heb bij voorbaat al zuur in m’n benen.

Vechtsebanen. De baan waarvan ik altijd vergeet dat ‘ie geen dak heeft. Waar het ijs lijkt te golven. Waar de kleedkamer en wc's ruiken naar... Ja, naar wat eigenlijk? Ik kan het niet thuisbrengen. En waar Annelies afgelopen zondag met een brede grijns meedeelde dat ze een rat had zien lopen. Laten we maar snel beginnen.

De eerste ronden rijden nagenoeg alle havenrijders voorin. Lekker om zo de wedstrijd in te komen! Dan begint het spelletje. We vallen aan, ze vallen aan. Meestal zit minstens één van ons erbij. Anna’s schenen laten haar weer in de steek. Na tien ronden moet ze helaas de wedstrijd verlaten. Terwijl ik dit schrijf, zit ik te denken over het verdere verloop van de wedstrijd, maar het is een grote soep in mijn hoofd. Er kwam gewoon niets weg. Ook Annelies niet, die, met pak ‘m beet vijftien ronden op het bord, nog best wat meters afstand neemt.

Tegen het einde valt het een beetje stil en in een opwelling rijd ik door, er niet van uitgaand dat dit serieus gaat worden. Dit kunstje kennen ze al. Maar ik krijg de ruimte. Nog zes, vijf, vier ronden. Ik hoor m’n vader schreeuwen (geen idee wat ‘ie zei). Ook Anna staat weer te krijsen voor d’r leven. En dat doet me wel goed. M’n avondeten komt omhoog. Nu even door de zure appel…ehh…spaghetti heen.

Het was het waard. Niet veel later mag ik eindelijk een heus podium bestijgen en alle drie krijgen we een envelopje, bos bloemen én een reep chocolade. Als je in Utrecht podium rijdt, vertrek je nooit met lege handen.

Voor mij dus een goed begin van de week. Dit maakt mijn NK-flater en het missen van de kopgroep in Amsterdam een stuk minder pijnlijk. Voor Anna wat minder, maar dit is wat nu mogelijk is. Maar ze wil zo graag. Annelies kan denk ik meer dan eruit komt. Misschien ook eerst van die hardnekkige verkoudheid afkomen. Melissa heeft met een zesde plek nog steeds de leiding in het klassement. We gaan gewoon door. Te beginnen met Noordlaren morgen.